Werkcommando’s
Naast de martelingen en het geweld, was hard werken een ander middel dat de kampleiding toepaste om de gevangenen de vereiste discipline bij te brengen. De gevangenen werden in werkcommando’s ingedeeld. In de eerste periode van het Kamp stonden de werkzaamheden van deze commando’s in het teken van uitbreiding van het Kamp. Groepen gevangenen hielden zich bezig met de prikkeldraadversperring, hout halen, koken, aardappels schillen enz. In een ‘gunstig’ commando werden gevangenen minder opgejaagd en mishandeld. Uit puur lijfsbehoud probeerden veel gevangenen zich te drukken en wat eetbaars te ‘organiseren’. De joodse gevangenen werden in het algemeen ingedeeld bij de zware commando’s. Bij elke misstap of vermeende misstap kon de gevangene rekenen op een afranseling. Alle werkcommando’s samen vielen onder de leiding van de Arbeitsdienstführer, een Kamp-SS’er. Elk werkcommando had zijn eigen leiding en dat waren de Vormänner. Dit waren zelf gevangenen die de leiding hadden over een groepje werkenden.
Buiten het PDA, aan de overzijde van de weg, werd een schietbaan aangelegd. In de voet van de Amersfoortse Berg werd een lange rechte sleuf uitgegraven. Het zand werd in eerste instantie gebruikt voor de bouw van de stenen barakken (tweede helft van 1942).
Later werd het zand bij het lagere deel als talud opgeworpen. Het uitgraven gebeurde door uitgehongerde, vaak mishandelde gevangenen, waarbij ze eenvoudig gereedschap mochten gebruiken. Dit werk werd vaak door gestrafte en/of Joodse gevangenen gedaan. Ze moesten het graven in hoog tempo uitvoeren. Het zand werd verplaats in kruiwagens of draagkistjes die door twee mannen gedragen moesten worden. Als het tempo niet hoog genoeg was of als er iets mis ging, of als de bewakers er zin in hadden werden de gevangenen geslagen en geschopt. In dit buitencommando moesten de gevangenen alle dagen, behalve zondag, negen uur dwangarbeid verrichten. Daar kwamen de appèls dan nog bij. Andere buitencommando’s werkten op de Luchthaven Soesterberg of in fabrieken in Amersfoort. Er waren ook werkcommando’s die zorgden voor het hout in het kamp. Er was het Grobholzkommando en het Feinholzkommando. De eerste groep zaagde bomen om en sleepte het hout naar het kamp en de tweede groep zorgde dat het hout in kleinere stukjes gehakt werd om kachels te stoken, te verkopen of houten speelgoed van te maken in het ALBA kommando.